Bart Vercoutere
Haskoning in opdracht van AMINAL, afdeling Natuur, Lilmburg
Taxandria Center
Gouverneur Roppesingel
B-3500 Hasselt
In België ging de ontginning van steenkool uit de ondergrond gepaard met het graven van een intens netwerk van gangen. Hierbij kwam niet enkel de gegeerde steenkool aan de oppervlakte. Ook een massa steen werd verzet. Getuigen hiervan zijn de terrils die de oude steenkoolgebieden sieren. Na de ontginning vielen de mijngangen in; zo ontstonden mijnverzakkingen. Verzakkingen kunnen plaatselijk oplopen tot meer dan 5 meter onder het oorspronkelijke maaiveld. De waterhuishouding in deze gebieden is hierdoor grondig verstoord. Door de lagere ligging is in de valleien de grondwaterkwel toegenomen. Tegelijk keerde de stromingsrichting van bepaalde beken om. Om de valleien droog te houden, heeft men daarom ingrepen uitgevoerd in grond- en oppervlaktewater. Doorheen het studiegebied is een 24-tal pompen geplaatst om het grondwaterniveau te verlagen. Bovendien is op verschillende plaatsen de loop van beekjes en sloten gewijzigd.
In opdracht van AMINAL, afdeling Natuur is een onderzoek gevoerd naar de wenselijkheid en haalbaarheid van ingrepen in de waterhuishouding van het westelijke mijnverzakkingsgebied. De ontwaterde valleien kenden vroeger immers een uitgesproken landbouwkundige functie, terwijl deze vandaag de dag eerder op de achtergrond is geraakt. Het evalueren van deze ingrepen moet resulteren in een duurzamer ecologisch functioneren van de watersystemen die bij de bestaande of beoogde natuur horen. Hierbij wordt getracht 3 belangen te verzoenen: de beveiliging tegen wateroverlast ten gevolge van mijnverzakkingen, grondwaterwinningen voor drinkwaterproductie en optimale hydrologische uitgangssituaties voor de bestaande of beoogde natuur. In totaal wordt door de verschillende grond- en oppervlaktewaterpompen gemiddeld een debiet van 24 500m³ water per dag verzet (bijna 9.000.000m³ per jaar). De waterproblemen zijn hiermee onder controle, maar de vraag stelt zich of deze aanpak in de huidige context niet moet worden bijgesteld. Het opgepompte grondwater wordt immers geloosd in het oppervlaktewatersysteem. Dit leidt enerzijds tot een extra belasting van de reeds belaste beken. Anderzijds bestaat de vraag dit kostbare goed voor andere doelen (bijvoorbeeld drinkwater) te valoriseren. Vergeleken met de drinkwaterproductie in de provincie Limburg (circa 50 miljoen m³ in 1997) komt de opgepompte hoeveelheid water in het mijnverzakkingsgebied overeen met het vervullen van de waterbehoefte van circa 200.000 mensen. In vele gebieden in Vlaanderen heeft de grondwaterwinning verdroging tot gevolg. In deze verzakkingsgebieden kan water zonder direct negatieve gevolgen gewonnen worden. Zo leverden de pompen van het oostelijke mijnverzakkingsgebied (Eisden-Meeswijk) in 1997 al 30% van het geproduceerde drinkwater in Limburg.
Deze studie leverde enkele gebieden op die mogelijk geschikt zijn voor het winnen van drinkwater. Kansen voor de productie van 'grijs water' zijn nog groter en tevens nog beter verzoenbaar met de ecologische doelstellingen in enkele gebieden. 'Grijs water' kan immers ondiep gewonnen worden, zelfs eventueel in de nabijheid van de terrils. (Bart Vercoutere)