In de zomer geven bloemrijke wegbermen Limburg kleur. Die bermen trekken veel vlinders, bijen en andere kleine dieren aan. Ze zoeken er voedsel en leggen er eitjes. Wanneer de berm wordt gemaaid, verdwijnen soms eensklaps alle voedsel, bescherming en nakomelingen. Om de natuurwaarde van de Limburgse wegbermen in de kijker te zetten en het bermbeheer beter af te stemmen op de noden van de dieren die erin leven, startte het Provinciaal Natuurcentrum (PNC), LIKONA en de gemeenten Bilzen, Gingelom, Lanaken, Riemst en Zutendaal een pilootproject rond wegbermen.
In 2016 werden 25 bermen (5 per gemeente) kort onderzocht op planten, kevers, spinnen en mieren. In 10 bermen werden ook de bijen, vlinders en sprinkhanen genoteerd. De gemeenten duiden zelf hun onderzoeksbermen aan. Deze zijn dan ook divers van aard en ligging. De bermen liggen langs akkers of juist langs waardevolle graslanden, in een bosrijke omgeving maar ook in een zeer open omgeving (langs de Maas bijvoorbeeld).
In het totaal werden er ongeveer 1.000 meter bermen nauwlettend bekeken. Op deze kleine oppervlakte werden 228 soorten planten geteld. Het zijn soorten typisch voor graslanden en hooilanden, maar ook bosplanten, heideplanten en planten die houden van een kalkhoudende bodem werden aangetroffen. Mooie vondsten waren de kleine ratelaar, kattendoorn en de bermen met beemdkroon. 306 soorten kleine dieren die op de bodem wonen, zoals mieren (21 soorten), spinnen (102 soorten) en kevers (183 soorten), werden op naam gebracht. Van die bodemfauna hebben 56 soorten - dat is iets minder dan 20 % - een status op de Rode Lijsten. Het gaat dus over zeer bijzondere soorten. De bijen, vlinders en sprinkhanen werden in 10 bermen onderzocht. Ook voor die groepen vallen interessante vondsten te melden. In totaal werden 39 soorten bijen waargenomen waaronder de bedreigde distelbehangersbij en kruiskruidzandbij. Verder werden 21 soorten vlinders en 15 soorten sprinkhanen geteld.
Er kan geconcludeerd worden dat verschillende bermen topnatuur bleken te bezitten met soorten die bijna nergens anders in Vlaanderen worden aangetroffen. Soms kun je de bermen zelfs vergelijken met “plaatselijke natuurreservaten”. Worden ze goed beheerd, dan is nog meer natuurwinst mogelijk. Dat beheer moet niet noodzakelijk duurder zijn. Het kan gaan over een andere maaidatum of werken met stroken. Zo maken zowel de gemeente als de natuur winst!
In 2017 wordt het project vervolgd. Per gemeente worden twee demobermen aangeduid en nauwlettend gevolgd: alle planten, de aanwezige kleine dieren en het beheer worden in kaart gebracht. Deze demobermen moeten dienen als goed voorbeeld.